Auteur: Marloes

  • Ik heb een ietwat duistere liefde die veel mensen delen: een fascinatie voor griezelverhalen. De urban legends bij het kampvuur, die ene horrorfilm waardoor je niet meer alleen naar boven durft. En de allermooiste, stokoude verhalen over plekken heel dichtbij, vakkundig verteld door een echte ‘storyteller’. Ik deed altijd graag mee aan ghostwalks in bijvoorbeeld Londen of York: mee met een gids met welluidende stem, langs plekken die een connectie hebben met lugubere verhalen. De plekken waar de slachtoffers van Jack the Ripper zijn gevonden, of een tocht langs huizen die dichtgespijkerd zijn in tijden van De Pest. Een rondje langs het kille glas en staal van de City in Londen, maar dankzij de gids wandel je door nauwe straatjes waar elk moment The Great Fire kan uitbreken.

    Erfgoed, maar dan razend spannend. De verhalen die mensen altijd aan elkaar doorverteld hebben, die vaak nooit de officiële geschiedenisboekjes hebben gehaald. Vanwege te gruwelijk, opruiend, sensationalistisch, sentimenteel. De verhalen waar we stiekem allemaal veel van houden. Dat moet ook in Zeeland kunnen, dacht ik. Dus vroeg ik een jaar geleden een club wijze mensen om raad, begon hardop te brainstormen, en deed het op een gegeven moment gewoon. Sinister Zeeland is nu een feit: een bureau voor Zeeuwse ghostwalks, met als eerste wandeling de westelijke binnenstad van Middelburg. Een tocht langs dertien bizarre verhalen, over terechtstellingen, spokerijen en de ijselijke bureaucratie van regentenstad Middelburg.

    Gids Jan J.B. Kuipers heeft nu vier keer een groep belangstellenden rondgeleid, en vier keer was de tocht (bijna) uitverkocht. Omroep Zeeland, PZC en Wij Zijn De Stad maakten mooie items over ons Griezelgenootschap. Voor ons een duidelijk signaal dat dit een goed idee is dat nog veel meer aandacht verdient. Zeeuwse schrijvers die het aandurven om ook een wandeling met een zwartgallig randje te ontwikkelen, laat vooral van je horen! En kijk op sinisterzeeland.nl voor tipjes van de sluier. Luctor et Putesco!

  • Stel je voor: een wijnproeverij in een mooi restaurant. Voor ons zit een tot in de puntjes gestylede deelneemster, die enthousiast aan het snuiven en slurpen is. Ze walst met haar glas. En ze walmt. Met haar complete wezen. Naar deciliters Chanel no. 5.

    Ze ruikt aan haar glas, raakt enthousiast.
    “Ooooh ik ruik bloesem. Bloemetjes!”
    En even later:
    “Hee, dit glas ruikt ook weer naar bloesem.”

    En dan wil ik het liefst op haar schouder tikken en de boodschap keihard in haar gezicht schreeuwen:

    HET IS JE PARFUM MENS!! JE PARFUUUUUUM!!
    JIJ RUIKT BLOEMEN MAAR WIJ RUIKEN HE-LE-MAAL NIKS MEER!!

    Maar ik doet het nooit, dat schreeuwen. Terwijl mij wel een complete ervaring wordt afgenomen. Namelijk het fatsoenlijk proeven van mijn wijntje en mijn maaltijd. En dat is knap vervelend, omdat ik restaurantcriticus ben.

    Dus daarom nu mijn noodkreet in deze donkere dagen voor kerst, maar zie het gewoon als een beleefdheidsregel voor elk restaurantbezoek. Oh en voor in de trein. Het theater. Maar vooral in het restaurant.

    Breathe

    Lieve, lieve mensen.
    Kersttijd komt eraan. Fijn samen op restaurant, zoals de Vlamingen zo leuk zeggen. Natuurlijk wil je er dan op en top uitzien. Je wilt stralen en helemaal passen bij dat prachtige etablissement dat je hebt uitgekozen. Maar denk even na voor je naar de parfumfles, bodyspray of eau de toilette grijpt. Je gaat lekker dineren toch? Genieten van smaken, geuren en texturen? Waarom besproei je jezelf dan met een goedje dat alle subtiliteit van je bord en uit je glas blaast? En het eetplezier verpest van iedereen in een straal van vijf meter om je heen? Dat wil zeggen, iedereen behalve die andere parfumfans, die het toch allemaal niet meer ruiken.

    Collectie parfumflesjes

    Uit eten gaan is plezier, anticipatie, ontdekking. Je kiest een aantal gerechten, bent benieuwd hoe ze gaan smaken, en hoera, daar komt het kunstig opgemaakte bord. De chef heeft gezwoegd op combinaties en bereiding, de sommelier koos er een mooie wijn bij. En dan komt er een groepje aan de tafel naast je zitten. Een roedel middelbare dames, een fris en fruitig vriendinnenclubje. Die allemaal lekker gul een geurtje opgespoten hebben. Ik zie ze aankomen, ruik ze aankomen. En binnen enkele seconden is het gebeurd: mijn neus gaat op slot. Mijn smaakpapillen schrompelen ineen en weigeren volledig dienst. De maaltijd waar ik me zo op verheugd had kan ik net zo goed weer terug naar de keuken sturen. Want ik mis alle aroma’s, alle subtiliteiten. Omdat jij bang bent dat je stinkt.

    Parfum bestaat tegenwoordig alleen nog maar uit chemicaliën. Niets natuurlijks meer, niks rozenblaadjes en sandelhout. Het is een fles vol irriterende chemicaliën. Er zou zo’n symbooltje op moeten staan met een doodskop, een door zoutzuur weggevreten hand én een vijver met dode vissen. En minstens 20% van de mensheid is erg gevoelig voor synthetische geuren. Mensen met allergieën, astma. Mensen zoals ik. Velen van ons krijgen als bonus ook nog knallende koppijn.

    Proeven doe je met je neus. Smaak is een complexe dans van zintuigen. Je smaakpapillen detecteren basissmaken maar het is je neus die weet of je limoen of sinaasappel proeft. Als je reukvermogen wegvalt, hapert de signaleringsroute richting je brein en verandert je smaakbeleving.

    Toen roken in restaurants verboden werd was ik dolblij. Want een peuk opsteken in een restaurant is het equivalent van een bolus draaien (niet zo’n Zeeuwse) boven andermans bord. Sorry voor de ordinaire beeldspraak, maar het is waar. Rooklucht is stinklucht is neus dicht is dag eetplezier. En parfum doet exact hetzelfde als de stinkstok. In Canada zijn er serieuze plannen om geurtjes te verbannen in ziekenhuizen. Want waarom zou je expres een ziekmaker meenemen naar een gebouw vol zieke mensen? Ik droom van een luchtsluis in het gangetje van restaurants, naast de garderobe. Een parfumverklikker, een de-odorizer. Een soort mini-wasstraat voor de riekenden. Of anders aparte zitgedeeltes voor parfumdragers. Met grote industriële afzuigkappen.

    Walvis

    Wees gewoon geen egoïst. Wij mensen ruiken niet van nature naar viooltjes, walviskots (=ambergris) of het kliervocht van een rat of hert (= muskus). En denk je echt dat je stinkt? Dat gewoon wassen en wat deo niet genoeg is? Spuit dan een wolkje parfum in het luchtledige en loop er snel doorheen. Dat is echt genoeg. Parfum moet een subtiele fluistering zijn. Niet een hooligan met een gashoorn die iedereen in de ruimte terroriseert.

    Dankuwel.

  • Een oud-collega stuurde me een Facebook-oproep door van de PZC: ze zochten een nieuwe medewerker voor de rubriek Uit Eten. In mijn ogen is dat echt dé ultieme droombaan: uit eten gaan en er een stukkie over schrijven. Uiteraard reageerde ik en stuurde meteen een ietwat vileine recensie mee van de All You Can Eat Japanner in Goes.

    En vorige week vrijdag was mijn dineerdebuut, in Yerseke. Toen ik hoorde dat ik het was geworden maakte ik een rondedansje. Graag had ik een maf pseudoniem gebruikt als Neeltje Damocles, om undercover te kunnen eten en heel Zeeland in raadselen achter te laten wie toch die nieuwe criticus is, maar de PZC wilde graag dat ik toch mezelf bleef.

    Inmiddels weet ik dat het serieus hard werken is, een restaurantrecensie schrijven. Zo luchtig als collega Frank Balkenende dat kan… het lijkt een koud kunstje maar dat is het zeker niet. Je zit totaal anders te eten. In Yerseke krabbelde ik in een blocnote die onderin mijn handtasje verstopt zat. Inmiddels gebruik ik mijn telefoon voor foto’s en aantekeningen, het is tegenwoordig niet meer zo’n raar gezicht als je met je smartphone naast je bord je eetervaringen vastlegt. Zowat iedereen is namelijk foodie en heeft een keiharde mening over eten. Hier dus mijn eetpaspoort, want wie is die Marloes Matthijssen wel dat ze de meest begeerde bijbaan van Zeeland mag gaan vervullen?

    Achtergrond: smulpaap. Dochter van een chef. Kan elk moment van de dag eten en als ik niet eet dan fantaseer ik (onder andere) over maaltijden. Ik studeerde cultuurwetenschappen in Rotterdam (met onder andere het razend interessante vak Food Culture) maar hing altijd rond in journalistieke kringen, van de schoolkrant tot nu dus bij de PZC. Autodidact, zinnenpuzzelaar, altijd trek om bij te leren. Stiekeme hipster: ik hou van craft beer, echt goeie koffie en mensen met bakkebaarden.

    Uit eten is… verwennerij. Mijn favoriete avondje uit: gastvrij ontvangen worden, lekker zitten op een mooie plek, genieten van lekkere hapjes. Als de chef me ook nog kan verbazen en vermaken met mooie combinaties ben ik een zeer tevreden mens.

    Favoriet voedsel: Vietnamese goi cuons (die ongebakken loempia’s tjokvol kruiden, knapperige groenten en een pindasausje). Siciliaanse arancini (rijstbitterballetjes). Een pak echt lekkere Vlaamse fritten. Coquilles. Zwezerik. Sorbetijs. Chocolaaaaa.

    Grootste eet-ergernis: als er coquilles op de kaart staat en je krijgt er eentje, in stukjes gesneden. Ik ben degene die het merkt als De Vier Jaargetijden op repeat staat in je restaurant.

    Kun je zelf koken: Ja, in totale chaos. Ik experimenteer graag en dat mislukt soms. Het is ook best lastig om te koken met een eenjarige en een vierjarige aan je been. Thuis proberen we een paar keer per week vegetarisch te eten, hebben kruiden en groenten in de tuin, gewoon tussen de bloemetjes. We kopen zoveel mogelijk producten uit de buurt, biologisch als de portemonnee het toestaat. Sinds de kinderen er zijn hebben we de magnetron bewust de deur uit gedaan en probeer ik pakjes en zakjes te vermijden. Programma de Keuringsdienst Van Waarde blijft me fascineren: waarom laten we ons zo neppen, waarom kiezen we niet gewoon voor eerlijke spullen die wel goed voor ons zijn? Kleine voetnoot: ik eet een Buurman en Buurman-speculaaskoekje terwijl ik dit tik.

    Fijn kookboek: ik ben erg fan van Ottolenghi, al die kruiden en al die manieren om groente te bereiden. Van De Zilveren Lepel plakken de bladzijden een beetje aan elkaar vast.

    Is dat niet heel decadent, zoveel aandacht voor eten? Nee. Eten is één van de basisbehoeftes van de mens. Je kunt het puur zien als brandstof maar dan mis je een hele wereld aan smaken, verhalen, rituelen en gebruiken. Het is ook belangrijk om na te denken over voeding omdat we met zoveel zijn. Ik kan best de aarde een goed hart toedragen door veel quinoa te eten maar daardoor kunnen de locals in Bolivia het niet meer betalen. Ik ga aandacht besteden aan streekproducten maar heb ook De Rode Lijst op mijn telefoon staan.

    Favoriete eetschrijvers: Johannes van Dam, de Dames Reiziger. Lekker keuvelend meegenomen worden, door de woorden eten proeven, maar wel met kennis van zaken en kritisch als het moet. Ik lees op dit moment ‘Troost’ en ‘De Keukenprins’ van Ronald Giphart en vermaak me zeer met de wervelstorm aan beschrijvingen van lekkere hapjes. Er zit ook een fel pleidooi aan vast, de grote waardering voor het ambacht en de kennis van goede chefs. Als het simpel en logisch lijkt zit er meestal enórm veel werk achter. Zoals eigenlijk met alle kunst.

    Volgende bestemming voor Uit Eten: Ouddorp.

  • Sharing is caring. De Zeeuwse Bibliotheek gooit hun Krantenbank op slot vanwege auteursrecht, maar deze grote jongens bewijzen hoe het beter en mooier kan:

    The Getty Trust presenteert honderden gratis digitale boeken van The Getty Museum. Prachtige catalogi over Armeense kunst, Romeinse tuinen, Degas, restauratietechnieken en veel meer.

    Meestal worden boeken ingescand als pdf. Via Flickr zijn nu 2,6 miljoen afbeeldingen uit boeken, tijdschrijften en kranten geëxtraheerd. Public domain images van de afgelopen 500 jaar. Wat een collectie.

  • Ontzamelen volgens de LAMO: ook daar kan elizee bij helpen. Het is uiteraard niet zomaar even een kwestie van een paar dozen vullen en weg ermee. Ontzamelen is een precair en soms emotioneel proces, voor het museum maar ook voor de schenkers. Zorgvuldig mee omgaan dus. Dit stuk van de correspondent schetst een goed en interessant beeld van de hele operatie.

    ‘Er wordt op dit moment zoveel verzameld dat we niet meer weten wat belangrijk is voor Nederland,’ zegt Wijsmuller. Veel musea zijn het overzicht over wat er zich in hun collecties bevindt, volledig kwijt. Zonde, want zo wordt aan de eigenlijke taak – het bewaren maar ook ontsluiten van erfgoed – van musea juist volledig voorbijgegaan.

  • Mijn telefoon wordt wakker samen met deze prachtige dame. Een schilderij van impressionist Eva Gonzales, 1876, lees ik op mijn schermje. Met dank aan de app Muzei, die je elke dag een nieuw kunstwerk als achtergrond voor je smartphone geeft. De afbeelding is zachtjes vervaagd zodat het niet stoort met je icoontjes, maar precies helder genoeg om nieuwsgierigheid op te wekken.

    Het schilderij van deze maandag is een prachtig romantisch beeld: de donkerharige jongedame kijkt slaperig maar liefdevol van haar kussen op. Op haar mooie nachtkastje een bosje wilde paarse bloemen en een boek dat ze in bed heeft liggen lezen.

    Ik heb nog nooit van Eva Gonzales gehoord en zoek haar op: deze Parisienne hoort bij het handjevol vrouwelijke schilders dat tot de Impressionisten wordt gerekend. Ze werd de eerste en enige leerling van de befaamde Edouard Manet. Een vrouw tot leerling nemen was destijds een ongewone beslissing. Manet schilderde een portret van haar dat meteen in de Salon terecht kwam, de belangrijkste kunsttentoonstelling. Het werk van Eva Gonzales zelf zou ook in de Salon terechtkomen. Gonzales viel op door haar aardse, vaak sombere kleuren en schilderde vaak haar zus. Ze stierf op haar 34e, veertien dagen na de geboorte van haar zoon, zes dagen na de dood van haar leermeester Manet die altijd een grote vriend was gebleven.

    http://www.the-athenaeum.org/art/list.php?m=a&s=tu&aid=376